HILVERSUM - Het Openbaar Ministerie heeft vandaag een voorwaardelijke werkstraf geëist tegen een 31-jarige agent, op verdenking van mishandeling van een aan te houden verdachte. De aanhouding had betrekking op een belediging van de agent, die bezig was met de handhaving van coronamaatregelen.
Het incident vond plaats op 25 april 2020 in Hilversum. Samen met een collega was de verdachte aan het surveilleren. Ze zagen een auto rijden met hierin vier personen, wat in strijd was met de coronamaatregelen op dat moment. De agenten spraken de mannen aan, waarop de aangever zich provocerend opstelde. De agent gebruikte hierop pepperspray en sommeerde de man op zijn knieën te gaan zitten. Toen de man dit weigerde, gaf de agent hem twee schoppen tegen zijn billen.
Omdat de man zich op dat moment echter niet meer verzette – zo blijkt uit de beelden van omstanders – en de agent hem niet had gewaarschuwd dat er geweld zou worden gebruikt, is het schoppen aan te merken als mishandeling. Hiermee is de agent de grens van zijn bevoegdheid om geweld te gebruiken overgegaan.
De man had ook aangifte gedaan van meineed. In het proces-verbaal stond dat hij tegen zijn benen was geschopt, terwijl dit tegen zijn billen was. De agent heeft verklaard dat hij op het moment van het schrijven van het proces-verbaal in de veronderstelling was dat hij de man tegen de benen had geschopt. De officier van justitie vond dit een geloofwaardige verklaring en heeft daarom vrijspraak gevraagd voor dit feit omdat de agent geen opzet had op het vals opmaken van het proces-verbaal.
De officier van justitie beschreef het spanningsveld waarin politiemensen moeten werken. Er zijn mensen die altijd discussie willen voeren als zij door de politie worden aangesproken op hun gedrag en niet zelden gebeurt dit zonder respect. Bij haar eis woog de officier mee dat het slachtoffer zich zelf in deze situatie had gebracht door de coronamaatregelen te overtreden en zich te verzetten. Bovendien is het niet zo dat de agent vol uithaalde. Desondanks moet dit geweld worden gezien als disproportioneel zodat een strafrechtelijke reactie op zijn plaats is. Alles afwegende eiste de officier van justitie een werkstraf van 24 uur voorwaardelijk. De rechtbank doet uitspraak op 12 januari 2022.